verkiezingen president VS steeds representatiever

Er zijn zorgen over het representatieve gehalte van het politieke systeem in de Verenigde Staten. Niet alleen vanwege de lagere opkomst van sommige groepen, maar ook door het systeem van kiesmannen bij presidentiële verkiezingen. Elke staat krijgt een aantal kiesmannen toebedeeld, en het totaal aantal kiesmannen vormt de basis voor het besluit over de winnaar van de verkiezingen (zie ook www.diffen.com voor meer uitleg hierover). Zo kon het gebeuren dat bij de verkiezingen van 2016 Hillary Clinton meer stemmen kreeg maar minder kiesmannen.

In deze analyse kijken we naar twee parameters voor representatieve gehalte in de presidentiële verkiezingen van de afgelopen 10 verkiezingen (klik hier voor de databron).

Ten eerste berekenen we de ‘mean discrepancy’. Stel, de Republikeinse kandidaat heeft 60% van de stemmen en 40% van de kiesmannen. Dat is 20% verschil. De Democratische kandidaat heeft 45% van de stemmen (er zijn namelijk nog meer kandidaten), maar 55% van de kiesmannen. Dat is 10% verschil. Gemiddeld voor dit jaar is de gemiddelde discrepantie dan 15%. Bij een waarde van 0 is het percentage voor beide kandidaten precies even groot voor kiesmannen als stemmen. Hoe dichter bij 0, hoe representatiever.

Ten tweede: hoeveel van de bevolking stemt eigenlijk? Natuurlijk mogen kinderen niet stemmen, maar dat is een afspraak en in wezen doet dat afbreuk aan de representativiteit. Hoe dichter bij 100, hoe beter de representativiteit.